Topmenu

Aandachtspunten

Alvorens men overgaat tot de opvulling van een bestaande spouwmuur met een isolatiemateriaal, dient men na te gaan of de spouwmuur hier wel voor geschikt is. In deze context dient men enerzijds aandacht te besteden aan de gebouwkarakteristieken die de vochtbelasting van de gevel kunnen beïnvloeden en anderzijds aan de materiaaleigenschappen van het buitenspouwblad. Ook de detailleringen en de reeds aanwezige schade mogen hierbij niet uit het oog verloren worden.

Gebouwkarakteristieken die de vochtbelasting van de gevel kunnen beïnvloeden:

  • Spouwbreedte: De TV 246 is van toepassing op spouwmuren met een nominale spouwbreedte van minstens 50 mm. Ze doet daarentegen geen uitspraak over spouwmuren met een kleinere spouwbreedte, vermits er hieromtrent vooralsnog onvoldoende technische kennis voorhanden is.
  • Maximale gevelhoogte: De belastingen ten gevolge van de wind en slagregen worden beoordeeld, rekening houdend met de hoogte van de na te isoleren gevelmuren en de terreinruwheidscategorieën, beschreven in de norm NBN EN 1991-1-4.
  • Afscherming van de gevels: Om het risico op regenwaterinfiltratie te beperken, moeten de te isoleren gevels bovenaan afgeschermd worden met een afdekking die uitsteekt ten opzichte van het gevelvlak.
  • Binnenklimaat: Om vochtproblemen in de nageïsoleerde spouwmuur te vermijden, mag er in het te isoleren gebouw geen extreem vochtig binnenklimaat heersen. Het binnenspouwblad dient voldoende luchtdicht afgewerkt te zijn om te vermijden dat er vochtproblemen zouden ontstaan. De luchtdichtheid wordt gewoonlijk verzekerd door een bepleistering aan de binnen-zijde van het binnenspouwblad.

Materiaaleigenschappen van het buitenspouwblad:

  • Doorlatendheid van het gevelmetselwerk: Teneinde het risico op vochtdoorslag te beperken, mag men niet overgaan tot de na-isolatie van sterk doorlatende gevels zonder een voorafgaande verbetering van hun regenwerende functie.
  • Gevelsteen: Om het ontstaan van vorstschade te voorkomen, moet de kwaliteit van de in het buitenspouwblad toegepaste metselstenen bijgevolg van tevoren kritisch beoordeeld worden.
  • Kwaliteit van de stel- en voegmortel: Ook de stel- en voegmortel van het gevelmetselwerk zal na het isoleren van de spouwmuur blootgesteld worden aan een verhoogde vorstbelasting en dus het type en de toestand van het voegwerk speelt een belangrijke rol.
  • Gevels met een dampremmende afwerking: Door een spouwmuur na te isoleren, verdwijnt de ventilatiemogelijkheid van de spouw. Bij gevels met een dampremmende afwerking aan de buitenzijde, heeft de spouwventilatie echter wel een belangrijke invloed op het vochtgehalte van het buitenspouwblad.
  • Spouwankers en luchtspouw: Het na-isoleren van de spouwmuur mag de stabiliteit van het gevelmetselwerk en de integriteit van de spouwankers in geen geval nadelig beïnvloeden. Daarom is het belangrijk om materialen toe te passen die geen corrosieve invloed hebben. Bestaande spouwmuren met beschadigde of onvoldoende spouwankers vereisen een aangepaste werkwijze. Bij spouwen die verontreinigd zijn door mortelbaarden, mortelresten, puin, doorgemetselde stenen, doorstekende balkkoppen … bestaat er een verhoogd risico op vochtdoorslag en een onvolledige opvulling.

Gevels die tekenen van vochtschade vertonen, mogen niet zonder meer geïsoleerd worden. In voorkomend geval dient men in overleg met de opdrachtgever eerst de oorzaak van deze problemen trachten te achterhalen.